http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1148516/2009/04/27/Hunkerend-naar-inhoud.dhtml
Hunkerend naar inhoud
Van onze verslaggever − 27/04/09, 00:00
Aanvankelijk had hij niet de kans om zijn intellectuele talenten ten volle te benutten en ervan te genieten. Maar Han Kleinloog nam revanche.
Een hoogbegaafde metselaar, een briljante melkboer, een huishoudster met een wiskundeknobbel. In de tijd, waarin nog niet alle slimme kinderen de kans kregen om verder te leren, was dit de gewoonste zaak van de wereld. Zo gewoon, dat er niet over gesproken werd. Begaafdheid was iets voor de rijken. Studeren was er niet bij voor de gewone man in de eerste helft van de twintigste eeuw, dus gingen getalenteerde, intelligente kinderen in de zaak van hun ouders werken of kwamen zij al jong in dienst bij een bedrijf.
Johannes (Han) Kleinloog werd in 1916 in de Amsterdamse Vrolikstraat geboren als oudste zoon van een metselaar. Na de lagere school op het Iepenplein ging hij naar de ambachtsschool. Daar viel hij op toen hij als strafwerk een kritisch betoog hield over de Volkerenbond. Nog voordat hij de ambachtsschool af kon maken, werd hij ’als slaaf verkocht aan een baas’, zoals hij het zelf formuleerde. Als metselaarsleerling hongerde hij echter naar geestelijke ontwikkeling en inhoud.
Al voor de oorlog bezocht hij de Amsterdamse Gesprekskring, toen ook wel ’Het zaaltje’ genoemd, waar wekelijks een lezing over verschillende (veelal filosofische) onderwerpen werd gehouden. Han Kleinloog hield het meest van wereldvreemde, abstracte thema’s als: Is het mysterie voor zichzelf ook een mysterie? Daar kon hij gekscherend en relativerend over vertellen, maar een feit was dat de filosofie hem gegrepen had. Met behulp van woordenboeken leerde hij zichzelf ’s avonds Duits en Engels en hij smulde ervan om Hegel, Schopenhauer, Locke in hun eigen taal te kunnen lezen. De Kritieken van Kant las hij later in zijn leven integraal in het Duits en zijn dochter Hetty, die in 1958 geboren was, kreeg als kind al informatie over ’das Ding an Sich’.
Tijdens de oorlogsjaren trouwde hij in 1942 met Riek Mulder, een dochter van een schaakvriend, die hij in Het Zaaltje had leren kennen. Omdat hij niet in Duitsland tewerk gesteld wilde worden, dook hij onder in het huis van zijn schoonvader in de Holendrechtstraat. Later vertelde Han keer op keer over de jodenvervolging, de hongerwinter, de Duitse terreur en het gevoel van machteloosheid. Hij liet wel eens een foto zien van zichzelf en drie schoolvrienden voor de oorlog, die onwetend lachend naast hun fiets naar de camera keken: “Ze hebben alle drie de oorlog niet overleefd.”
Na de oorlog lag er een kans om een nieuw leven te beginnen, weg van het metselbedrijf, studeren misschien. Maar zijn vader was op een kwade dag te begerig toen hij het kostbare hout van een hanenbalk af mocht zagen. Hij ging aan de verkeerde kant van de balk zitten zagen en viel met balk en al na beneden. Twee gebroken benen waren het gevolg en voor Han Kleinloog zat er, als oudste zoon, niet veel anders op dan zijn vaders metselbedrijf waar te nemen. Toen de benen van zijn vader genezen waren, was het moment om het roer om te gooien gepasseerd. Han heeft het zijn leven lang betreurd dat hij als oudste zoon de kans heeft gemist om te studeren, terwijl zijn geest hunkerde naar inhoud.
Later is Kleinloog met zijn broers voor zichzelf begonnen. Dan kwam hij na een dag hard werken stoffig thuis, ’knapte een uiltje’ op de bank en dook daarna weer in de boeken. Sartre, het existentialisme, Kierkegaart, een onverzadigbare honger naar kennis. Bij de Amsterdamse Gesprekskring werd hij inmiddels zelf gevraagd om af en toe een lezing te houden. Hij sprak dan over Spinoza of over ’De filosofie in ons dagelijkse leven’. In alle bescheidenheid, hij liet zich nooit voorstaan op zijn kennis. Over het leven zei hij: „Het begint te wennen dat je er nooit aan went.”
Hij was vriendelijk en bescheiden, maar ook een gesloten einzelgänger. Toch hield zijn huwelijk met Riek Mulder 22 jaar stand. In 1964 gingen zij door verschil in temperament en verwachtingen van het leven uit elkaar. Kleinloog is daarna nooit meer hertrouwd. Hij had zijn boeken, zijn filosofen, zijn klassieke muziek, een paar goede vrienden en zijn dochter. Hoewel hij mede door zijn grote gevoel voor humor een graag geziene gast was, had hij niet veel behoefte aan mensen. Enkelen had hij in zijn hart gesloten en dat was genoeg.
Toen zijn dochter veertien jaar was, kwam ze bij hem wonen. Hij woonde in die tijd in de President Steynstraat in de Amsterdamse Transvaalbuurt. Haar herinneringen zijn goed: veel prettig zwijgen in elkaars gezelschap, lezen, plaatjes draaien. Het leven van een puber was hem vreemd, maar hij zag de colonne langharige vrienden en vriendinnen beschouwend aan. Ooit gaf Hetty een feest. Om naar de keuken of de wc te gaan moesten de feestgangers langs Han, die rustig met zijn pijp in een stoel een boekje zat te lezen. Het was een feest waarin veel goede gesprekken werden gevoerd, slechte wijn werd gedronken en veel relaties verbroken werden. De een na de ander passeerde Han in tranen. Toen Hetty langsliep informeerde Kleinloog vriendelijk: “Triest feest, hè Hetty?” “Welnee, pa, dit is juist goed!” “Oh, nou, fijn dan, kind.”
Het was voor hem geen straf om met metselen te stoppen. Met zestig jaar doekte hij het familiebedrijfje op, de concurrentie van zwartwerkers was te groot geworden. Vanaf dat moment heeft hij ongebreideld kunnen genieten van het park, zijn boeken, muziek, het schaakcafé en later van zijn twee kleinkinderen.
Een goede vriend nam hem wel eens mee naar het nationaal park De Hoge Veluwe en naar het Kröller Müller Museum. Daar kon hij in kinderlijke verwondering naar de karpers kijken en van kunst genieten.
Op hoge leeftijd was hij bijna blind en lezen was onmogelijk geworden. Bovendien hoorde hij slecht. Als zijn dochter hem vroeg of hij zich verveelde, antwoordde hij “Absoluut niet, ik heb genoeg aan mijn eigen gedachten.” En: “Ik ben met mezelf in goed gezelschap, dat is prettig, hoor.”
De laatste maanden voor zijn dood kwam hij niet meer buiten. Hij had een grote tumor in zijn nek, die hij ’een afdrijver’ noemde, en ’griep’. Levensmoe was hij allerminst: “Als je 16 bent wil je niet dood, als je 92 bent ook niet, hoor.” Over de dood zei hij : “Je komt op een plaats waar je fiets nooit gestolen wordt.”
Han Kleinloog, de erudiete metselaar, is op 92-jarige leeftijd in zijn huisje in de Jordaan, in gezelschap van zijn dochter overleden. Na zijn dood werden in zijn bureau filosofische aantekeningen gevonden en kladbrieven aan zijn dochter. Op 14 augustus 1986 schreef hij haar: ’Gedurende je afwezigheid heb ik mij maar weer eens verdiept in de filosofie – om mijn kennis van datgene wat je onmogelijk weten kan te vergroten. Dat klinkt nogal paradoxaal hè. Nou dat is het ook! Niettemin brengt het je tot bewustzijn dat alles maar niet zo gewoon is, maar dat wij in feite lopen te dromen op betoverde grond.’
————————————————————————————-
Het verloren gerecht stond symbool voor een veel groter verlies.
Karin Luiten − 26/06/10, 00:00
Hetty Kleinloog (52), schrijver uit Amsterdam:
„De verhalen van mijn vader (1916) gingen over ’voor de oorlog’, ’de oorlog’ en ’na de oorlog’. Hoewel ’na de oorlog’ steeds langer werd, bleven de verhalen over ’voor de oorlog’ prominent aanwezig, over een leven als jongetje in de Amsterdamse Vrolikstraat, met talloze Joodse buren en vriendjes. Ik hoorde eindeloos over Brammetje, het knapste jongetje van de klas, over de dikke buurvrouw Brilleman, over Isaac die in de zesde klas nog naar school werd gebracht, over de drie vrienden op de foto die niet uit de oorlog zijn teruggekeerd. En elke keer weer ook het verhaal over Kugel-met-peren, het aller-aller-lekkerste eten, dat mijn vaders moeder naar recept van haar Joodse buurvrouw maakte.
Hoe vaak heb ik wel niet de lofzang op dit gerecht moeten aanhoren? Enigszins verveeld, ik geef het toe, want langzamerhand boeiden die terugkerende verhalen mij niet meer.
Pas als volwassene realiseerde ik me dat mijn vaders heimwee naar dit verloren gerecht symbool stond voor een veel groter verlies uit de Vrolikstraat. Het verlangen naar Kugel-met-peren was het verlangen naar de verdwenen Brammetje, mevrouw Brilleman, Isaac, de drie vrienden op de foto. Vanaf dat moment ging ik op zoek naar het recept, dat ik pas na jaren vond via internet. Met een warm schaaltje liep ik naar mijn vader, die, inmiddels hoogbejaard, bij mij om de hoek in de Jordaan was komen wonen. Hij nam een hap… proefde… en bij mijn oude vader, die ik nimmer had zien huilen, sprongen de tranen in zijn ogen. ’Dit is het! Kugel-met-peren!’ Vanaf dat moment maakte ik het elk jaar voor de hele familie, samen luisterend naar de verhalen van opa. ’Heb ik al eens verteld over buurvrouw Brilleman, die zo hard moest lachen?’”
2 kilo stoofpeertjes (liefst Gieser Wildeman), geraspte citroenschil van ½ citroen, snuf kaneel.Deeg: 500 g bloem, 250 g roomboter, 200 g suiker, 1 zakje vanillesuiker, 100 g rozijnen, 100 g gepelde amandelen (fijngesnipperd), 100 g stemgember (potje, fijngesnipperd), ½ glas warm water.
Nu het eindelijk echt zomer lijkt te gaan worden is een recept over stoofpeertjes misschien niet helemaal op z’n plaats, maar het verhaal was zo mooi. En ach, voor je het weet is het weer herfst. Hetty Kleinloog informeerde jarenlang bij oude mensen, zocht in bibliotheken en kocht kookboeken over de Jiddische keuken.
Tevergeefs. Geen recept voor kugel met peren. Ze vroeg haar vader het gerecht exact te beschrijven, „maar toen ik zijn aanwijzingen opvolgde, ontstond er een grauwe, zoete drab.”
Uiteindelijk bood internet uitkomst, in de vorm van ene Daniel Meijers die het recept van zijn oma Mimi online had gezet. Vorig jaar is de vader van Hetty op 94-jarige leeftijd overleden. Hetty: „Nu leer ik mijn kinderen om het te maken. Omdat sommige dingen nooit vergeten mogen worden.”
Schil de peertjes en zet ze rechtop naast elkaar in een grote pan met een bodem water. Voeg een flinke scheut kaneel en de citroenrasp toe. Breng zachtjes aan de kook. Kneed intussen een bal van de deegingrediënten. Als je wilt kan daar ook wat kaneel bij en eventueel wat citroenrasp. Als het deeg niet goed pakt kan er nog een klein scheutje perenkookvocht bij. Schep een ruimte midden in de pan met peren en leg daarin de platgedrukte deegbal. Schep er weer wat peertjes overheen en laat met een deksel erop doorpruttelen op een heel erg laag pitje. Nu begint het grote wachten want het deeg moet heel langzaam gaar worden. Dat duurt circa 5 (!) uur. Hetty: „Hoe herken je een gare deegbal? Ervaring!” Na verloop van tijd worden de peertjes rood, maar dat is de bedoeling. Let op: het blijft een vrij natte substantie, maar juist het vocht in de pan is erg lekker. Je schept dit supermachtige gerecht met een lepel uit de pan.