Het Oog van Leonardo (2013)

Ucello divino.
(Kleinloog / Kracht)
Zang:Linda van Hoeckel, Mark Omvlee, Henk Zwart, Noortje Braat, Freek Kroon

Jij die op mij
in mijn mierenhoop
neerkijkt
die ziet
hoe mijn kruin
jouw weg aflegt
arbeidzaam
in colonne.
Jij die op mij
mijn pathetiek
neerkijkt
die ziet
hoe jouw werk
mijn weg bepaalt.
Vergeefse
scheppingsdrang.
Ucello divino,
als jij niet afdaalt
kom ik naar jou.

Een havik vliegt naar de aarde,
opent mijn mond met zijn staart
en slaat mij herhaaldelijk.
(Dat is mijn droom.)

Ik die naar jou
in jouw vleugelvlucht
opkijkt
die ziet
hoe luchtstroom
een vrije val
voorkomt.
Ik die naar jou
in luchtweerstand
opkijkt
die ziet
hoe vrijheid
almacht biedt.
Terloopse
vleugelslag.
Ucello divino,
als ik niet opstijg
stort ik neer.

Een knarsende constructie,
kermend staal, scharnieren, staart,
laat los wat aarde is.
De ornithopter stijgt.

—————————————————-

Het oog van Leonardo.
(Kleinloog / Kracht)
Zang: Linda van Hoeckel, Mark Omvlee, Henk Zwart, Noortje Braat, Freek Kroon

Kleuren klinken
klanken proeven
bitter ruiken
bloemen voelen.
Ieder zintuig brengt ons kennis van het Al,
maar mijn oog, mijn god, is Heer van het heelal.

Hoor, mijn oog vertelt de waarheid
daardoor ken ik de natuur
Kijk, mijn oog dat snakt naar echtheid
en dan vat ik de natuur.
Als kijken mensen kennis brengt en kennis nog meer kennis brengt en kijken kennis kijken brengt de wetenschap en kunst ons brengt…
En als het oog een meester is een heer een zon een meester is…
dan
dan dan…
Uw leerling van de ervaring
buigt en huivert.
Uw leerling van de ervaring
knielt en kijkt.

Bergen klinken
bomen proeven
dalen ruiken
beken voelen.
Zonder zintuig is geen kennis van het Al.
maar mijn oog, mijn god, is Heer van het heelal.

Weet, mijn oog dat draagt me verder
ik tast aarzelend vooruit
Voel, mijn oog dat laat mij denken
‘k stap de middeleeuwen uit.
Als leven ons gegeven is een doel op zich gegeven is een denken weten vinden is een zoeken maar niet volgen is…
En als het oog creatie is, een godverlaten schepping is…
dan
dan dan…
Uw leerling van de ervaring
buigt en huivert.
Uw leerling van de ervaring
gaat vooruit.

Zonder zintuig is geen kennis van het Al
En mijn oog, ik ben de heer van het heelal.

——————————————————————————

Mona Lisa.
(Kleinloog / Kracht).
Zang: Noortje Braat.

Wie kent me bij het kijken?
Wie ziet me bij het zien?

Vereeuwigd in een landschap
dat niet meer bestaat.
Melancholie krult mondhoekig op
bij pret om treurigheid.

Omgeven door een raadsel
waar ik geen weet van heb.
Het mysterie onthult in ogen
de kracht van volgzaamheid.

Ik ben van iedereen, voor iedereen,
ik ben.

Noem mij Mona Lisa
want ik ben naamloos.
Koop mij,
schuifel rij aan rij,
een kaartje
biedt garantie
op een blik.

Noem mij Mona Lisa
want ik ben weerloos.
Een raam
toont zonder uitzicht
mijn grenzen
loze glimlach.

—————————————————-

Lijkenlied.
(Kleinloog / Kracht).
Zang: Linda van Hoeckel, Mark Omvlee, Henk Zwart, Noortje Braat, Freek Kroon

Wijijijijijijijij….
lijken pikken
lijken pikken
pikken het niet meer.
Aan mijn lijk geen ontleding
en geen polonaise meer.

Mijn leven was zeer kommerlijk,
mijn sterven nog veel meer.
Met pijn en vieze zweren
pus en etter en slecht weer.
Geen fraaie laatste woorden
nee alleen: “ Waar is de po?”
Een rochel en een klodder bloed,
het pikken van een vlo.
Ik werd naar lijkenhuis gebracht,
gewoon zoals beloofd,
maar aldaar aangekomen
is mijn kreng terstond geroofd.
In donker achterafje
ben ik toen totaal ontkleed
men plantte een scherp mes in mij
wreed werd ik grof ontleed.
Mijn darmen en mijn lever
en mijn scalp met plukjes haar
die haalde men met bloed en been
onmidd’lijk uit elkaar.
Twee handen grepen naar mijn hart
het klotste in mijn bast
en na wat graaien heen en weer
toen hadden ze het vast.
Het uitzicht in mijn anus
bood een vaag roodbruine kleur
maar toen die spontaan leegliep
kreeg ik klachten over geur.
Bij leven al een lelijkerd
maar dood meneer Mislukt
vooral nadat men oog en tong
en maag had uitgerukt
Een lijk kent ook z’n trots
en blijkt ook ijdel bovendien
en wordt bij voorkeur toch niet áf –
maar ópgemaakt gezien.
“Hij ligt er zo mooi bij”,
dat is nog nooit tot mij gezegd,
niet toen ik rustig leefde
en nu ook niet afgelegd.
Hoe moet ik straks gaan hemelen
wat zeg ik bij de poort?
“ Sorry, ik kom in stukjes,
want ik ben postuum vermoord?”
Mijn leven was een tranendal
mijn dood is dat nog meer,
ik ben een jammer lijkgeval
een zwaar onteerde heer.

Maar:
Wijijijijijijijij….
lijken pikken
lijken pikken
pikken het niet meer.
Aan mijn lijk geen ontleding
en geen polonaise meer.

————————————————————————-

 

Het Oog van Leonardo, teksten resterend.

Af zien.

Dat wat is moet nog komen.
Dat wat komt is er niet.

Zwanger van volmaaktheid
van het potentieel perfecte.
Draag een god
maar
baar een hazenlip
klompvoet
open rug
of chromosoom te veel.
En niemand die het weet
en niemand die vermoedt
Alles wat komt kan volmaakt zijn.

Zwanger van volmaaktheid
van het potentieel perfecte.
Zie een dal
en
zet met verf en doek
wat kleur
en lijnen
en schep de schepping na.
Maar niets is hoe het ruikt
Maar niets is hoe het voelt.
Alles wat af is schiet tekort.

Baar het niet
geef het geen naam
of noem het Leonardo.
Leonardo.

—————————————————————–

De hand van Leonardo.

Die manus van mij
Is de manus van alles.
Mijn hand bouwt en schildert, hij kneedt en boetseert,
hij tekent, ontwerpt en schetst, knutselt en smeedt en etst,
graaft, plukt en aait en streelt, gesticuleert.
Die tengel kan veel,
als universalis,
hij timmert en metselt, hij slaat en hij zweert
hij maakt recht wat mal is,
maar wat het geval is:
er is altijd toch nog iets dat er ontbeert.

Door snijden in lijken, met anatomie,
vind ik spier en pezen, van hand, arm of knie,
ik leg alles open, van bloedbaan tot bil,
maar raak toch het wonder niet aan, wat ik wil.

Zet spieren en botten en een scheutje bloed
weer terug in elkaar zo een schepper dat doet
ik weet bijna alles en toch is het raar
die hand draait onmoog’lijk een hand in elkaar.

—————————————————————

Renaissance.

De zon draait om de aarde,
om Rome, om Woord,
om Adam en Jacob
en Mozes en Jezus
om `eert uwe ouders’
en `gij zult nooit doden’
om zondvloed en zonde
om lopende doden
brandende braambossen
om vaders die moorden
om ouden die baren
en maagden die zogen.

De zon draait om vrezen
geloven, niet weten,
bijzondere wonderen
en alles is waar.

Dan…
zuigt
de opnieuw geborene
de longen vol
krijst
oorverdovend
spartelt
en prikt
met zijn knuist
de zon stil.

En de onbewogen beweger
schuift de omfloerste
velours gordijnen opzij:
spinrag en vet-vuile ramen.
In een bundel licht
dwarrelt stof.
Een plens helder water
lapt de ramen,
het huis lucht door,
knielkussen schudden op…

De aarde gaat aarzelend draaien.

De natuur schatert
vogels fladderen op
oceanen kolken
knoppen barsten open
de dag triomfeert
de mens denkt.

————————————————–

Edel dier.

Tatam, tatam, tatam,
daar loopt een edel dier
daar loopt een hoofd, vier benen.
Tatam, tatam, tatam.
wie eet een edel dier?

Een biefstuk briest en draaft en rent
rookvlees dat groene velden kent
galoppenworst in polderland
salami op het strand.
Voor mij geen hoofd op het menu
geen bil of borst op barbecue.
Ik bak of braad of grill geen paard
het dier is mij meer waard…

Tatam, tatam, tatam,
ik blief niets van een beest
geen ei, geen kaas, geen honing.
Tatam, tatam, tatam.
verliefd op al wat leeft.

Ik laat gekooide vogels vrij,
geen tong zwemt in die mond van mij
zoetwatervis in waterval
en haring hoort bij kwal.
Het kookpunt wordt voor mij bereikt
bij kreeftenschreeuw en lammerlijk
Ik mijd het slachthuis, abattoir
het dier is mij meer waard….

Tatam, tatam, tatam,
ik baar een stalen vacht.
Cavallo fier en prachtig.
Tatam, tatam, tatam,
mijn merrie van de nacht.

Drie benen dragen bronzen ros
en links vooraan het vierde, los
oh ongegoten godendroom
mijn equus van de hoon.
Met manen en met macht getooid,
de schepping wordt volmaakt voltooid.
Mijn god, het allergrootste paard,
ik ben het meer dan waard…

——————————————————-

7,2 bij 8,7.

Leonardo,
vijf eeuwen
was jouw paard,
(dat niet bestond
maar dat er was
omdat jij
het had bedacht)
op weg.
Stapvoets,
niet in draf
noch in galop.
Het hinnikte stil,
niemand
voelde hem briezen
tatam, tatam,
geen mens zag hem lopen
tatataratam, tatataratam,
geen hond zag hem rennen.

Tadadám, tadadám,
een paard dat niet is
kan nooit arriveren.
Tadadám, tadadám,
het paard dat niet was
vond zijn huis.

7,2 meter hoog
8,7 meter lang
is jouw droom
in Milaan,
Leonardo.

————————————————————–

Homo, homo, homo.

Koor: Hij is een homo
Leonardo: universalis!
Koor: Hij is een homo noem het maar universeel
Leonardo: Ik ben de man die alles kan
Koor: Ach, weet ik veel.

Freud kan nieuwsgierigheid en drift niet meer bedwingen
buigt over onze Leonardo als project,
roept “Oedipus” en “moederbinding’, van die dingen,
en vindt zijn Es, zijn Ich, zijn Über-ich abject.

Want als een knaapje, snel gescheiden van zijn moeder,
als jongeman de vulva van een vrouw versmaadt
en knappe knechten zijn wat meer dan simpel `broeder’,
nou dan weet Siegmund wel hoe laat het klokje slaat.

Koor: Hij is een homo
Leonardo: Homo erectus!
Koor: Hij is een homo ook al staat ie stijf rechtop
Leonardo: Ik ben een mens, recht, fier en stram.
Koor: Ach, hoepel op.

De goegemeente was van oordeel zonder twijfel:
Vinci gaat brommen voor het misdrijf sodomie,
hij houdt van kunst en knaap en wandelt zo verwijft, el-
ders , zoals in Rome of Milaan kan zoiets niet.

Wat doen we met zo’n mietje: lynchen, vierendelen?
Of pek en veren, of tenminste het schavot.
Of nee, we gaan hem langzaam wurgen , daarna kelen.
Niet dat de burgerij dat wil; het moet van god.

Koor: Hij is een homo
Leonardo: Ik ecce homo!
Koor: Een gekke homo, af en toe zijn tijd vooruit.
Leonardo: Ach, zie de mens, ik doe mijn best
Koor: Wat maakt het uit?

—————————————————————–

Meer, meer, meer.

(Spiegelschrift):
Odranoel odranoel
Lebbark, lebbark, lebbark,
neket, neket, neket.
geoneg tioon.

Woorden tekens tekst
idee na idee na idee na idee na idee
na idee idee idee…
Wit wordt zwart en leeg wordt vol
wild, vurig, ongetemd papier
zweept op en geeft de sporen:
`Meer! Meer! Meer!
Schiet op nou jullie
woorden
lijnen
schetsen.
Kom op, kan het wat sneller?
Zet neer, ga door!
Je hoofd is vol, je barst eruit.
Meer, meer, meer!’

Gedachten hollen, struikelen, buitelen over elkaar heen,
nooit duwen als je rent in volle vaart nooit duwen.

Odranoel odranoel
Lebbark, lebbark, lebbark,
neket, neket, neket.
geoneg tioon.

Woorden, tekens, tekst
zestienduizend perkamenten permanente vellen
vol idee idee idee…
Schrift spiegelt en legt bloot.
Haastig hunkerend papier
verleidt en moedigt aan:
`Meer meer meer
één enkel leven
de tijd
zo veel
tekort.
Kom op, beschrijf, bestijg!
Ik lig klaar
wit en gretig als een maagd
die nog een dag te leven heeft.’

Odranoel odranoel
Lebbark, lebbark, lebbark,
neket, neket, neket.
geoneg tioon!

Woorden, tekens, tekst
eindeloos spiegelende bespiegelingen
van rechts naar links, rechts naar links…
De linkerhand weet meer
dan rechts ooit kan vermoeden,
verhult zonder verraad.
Meer meer meer
tekens en woorden,
geheim
of gewoon
snel droog?
Verdomd, de spiegel barst.
Om demonen te tonen,
houd men ze tegen het licht
en wat waar is openbaart zich.

Odranoel odranoel
Lebbark, lebbark, lebbark,
neket, neket, neket.
geoneg tioon!

——————————————————-

Nu is het oorlog.

1.

Tadadám, tadadám
heilig leven
zoals Nietzsche eeuwen later
om de hals van een ezel
in huilen uitbarst
in galop
hop hop
het bronzen
bronstig beest
klop klopt de hals
de huid dampt
stampt
dampt
als een stoomtrein
eeuwen later
alles gaat door
en hetzelfde
wordt niet herhaald
tadadám, tadadám
met mijn oor op de aarde
droom ik hoe hij
ooit zal galopperen
ik kniel
in nederigheid
mijn god
mijn leven
mijn cavallo

2.

Tetetet, tetetet
ratelmachine
mijn broodheer mijn bloedheer
in tijden van oorlog
vreet ik
kanonnenvlees
beng beng
mijn bronzen
moordend beest
verschroeit, verwoest.
ben ik het dan
die
doodt?
massale slachting
eeuwen later
begint bij mij
de pacifist
met vuile handen
tetetet, tetetet
ruik de brandende aarde
hoor hoe mijn paard
dreunend kogels afschiet
ik jank
in verlatenheid
mijn god
mijn kanon
mijn cavallo

3.

lijk
in
ontbinding
hij
kerft
door
huid
en
bot
door
pezen
spieren
rottende
ingewanden
door
stinkende
lijklucht
loslatende
darmen
door
stront
en
bloed
komt
hij
tot
de
kern

4.

tssss
tssss
strelend penseel

tik tik
tikt de tijd
rikketikketikt
het hart

Vanuit het schone
klopt
door ijlende koortsige woorden
de polsslag van de oorlog
klopt

5.

Bloed op het palet
schilder het schone
en krijg
een
slagveld
vogels zijn kogels
kruitdamp
als adem.
Roep een moeder
en krijg een vader
die
een kogel in je rug jaagt.

Moeder .
Moe
oe
oe
oe
der!

Wieg de gek
wieg de maestro
wieg hij die vrede wil
wieg hij die oorlog maakt
wieg de bastaard
wieg de oude man die in de armen van de koning sterft.