Tita Tovenaar (2009)

Geluk.

(Kleinloog / Wijn & Broekhuyse)
Zang: Manon Novak, Maarten Heijmans.

Couplet:

Zijn flessen half leeg of zijn ze half vol?
En straalt een ster ver – of dichtbij onze bol?
Zijn de dagen nou lang of de nachten?
Hoe traag tikt een klok bij het wachten?
Is de regen kletsnat of is ie lekker fris?
Zit de zee propvol kwal of zwemt er veel vis?
Maakt geld of juist vrienden de mensen schatrijk?
Het is maar hoe je het bekijkt!

Refrein:

Geluk zijn je vrienden
Geluk zijn de mensen
Gelukkig zijn harten met niets meer te wensen
Gelukkig zijn dagen vol liefde en zon
Geluk is de dag toen jouw leven begon.

Couplet:

Wil je meer in je hand of is het genoeg?
Is zeven uur laat, of is het juist vroeg?
Sjok je vaak achteraan of van voren?
Ben je vrij in het bos of verloren?
Is de zon je te heet of is ie lekker warm?
Is een lachende zwerver nou rijk of juist arm?
Heeft een weerman het mis of altijd gelijk?
Het is maar hoe je het bekijkt!

Refrein:

Geluk zijn je vrienden
Geluk zijn de mensen
Gelukkig zijn harten met niets meer te wensen
Gelukkig zijn dagen vol liefde en zon
Geluk is de dag toen jouw leven begon.

————————————————————–

Nooit meer bang.

(Kleinloog / Wijn & Broekhuyse ).
Zang: Manon Novak, Maarten Heijmans, Harry van Rijthoven.

Couplet:

Voor het slapen gaan
laat pap een lichtje aan,
geeft hij mij een knuffel en een kus.
Zegt: “Kindje, er is niets te vrezen,
je hoeft echt niet bang te wezen,
doe je oogjes dicht, ik wil dat je rust”.
Ik lig met ogen open
op een monstertje te hopen,
want een nacht alleen is vreselijk saai.
Een slang, een slak, een krokodil
op mijn bed is wat ik wil.
Een merrie van de nacht, desnoods een haai.

Refrein:

Nooit meer bang, nooit meer bang, nooit meer bang.
Ook al zijn de nachten donker, koud en lang.
Kom maar op, enge beesten.
Wij geloven niet in geesten
en lachen om de draken op ’t behang.
Nooit meer bang, nooit meer bang, nooit meer bang!

Couplet:

Voor het slapen gaan
kijk ik stiekem naar de maan,
ik hoop dan op een mannetje of tien.
Ik kan echt niet zoet gaan slapen
met wat suffe saaie schapen.
Spoken, enge beesten wil ik zien.
Ik lig met ogen open
op wat griezeligs te hopen.
Een wilde leeuw, een tijger, eentje maar.
Maar er komt geen engerd meer.
En geen monster, ook geen beer.
Al mijn nachten zijn zonder gevaar.

Refrein:

Nooit meer bang, nooit meer bang, nooit meer bang.
Ook al zijn de nachten donker, koud en lang.
Kom maar op hoor, enge beesten.
Wij geloven niet in geesten.
En we lachen om de draken op ’t behang.
Nooit meer bang, nooit meer bang, nooit meer bang!