Rosetty en Hetty

18335_1249368206964_7691151_n

Liefde deel je niet.
(Kleinloog / Rosetty)

Refrein:
Zorgen delen, angsten delen,
kommer en verdriet,
Maar de liefde, maar de liefde,
liefde deel je niet.
Bedden delen, leven delen,
wanhoop, keer op keer.
Smart en leed, dat kun je delen,
liefde wordt juist meer.

Toen ik eenzaam in dit leven,
heel mijn hart had om te geven,
was dat ene hart alleen.
Ik liep met mijn ziel te leuren
klopte aan bij open deuren
zocht een liefste, vond er geen.

Toen ik eenzaam en verloren
graag bij iemand wilde horen
werd verlatenheid mijn deel.
De hoop had ik al opgegeven
toen kwam ik jou zomaar tegen.
‘k gaf wat warmte en kreeg veel.

Refrein:
Zorgen delen, angsten delen,
kommer en verdriet,
Maar de liefde, maar de liefde,
liefde deel je niet.
Bedden delen, leven delen,
wanhoop, keer op keer.
Smart en leed, dat kun je delen,
liefde wordt juist meer.

Nu wij samen in dit leven
elkaar warmte kunnen geven
wordt een vonk een vreugdevuur.
En een droge tuin zal bloeien
als er liefde in kan groeien.
Geluk vermeerdert op den duur.

Refrein:
Zorgen delen, angsten delen,
kommer en verdriet,
Maar de liefde, maar de liefde,
liefde deel je niet.
Bedden delen, leven delen,
wanhoop, keer op keer.
Smart en leed, dat kun je delen,
liefde wordt juist meer.

————————————————————————————-

————————————————————————————-

As.
(Kleinloog / Rosetty)

Wij waren altijd samen, waar ik ging daar liep je mee
en als ik een gek plan had, dan vond jij dat een idee.
We lachten om dezelfde grap, twee handen op een hart
en als ik diep ontroerd was, deelde jij dezelfde smart.
Met al mijn muizenissen kwam ik enkel maar bij jou
en wist ik al bij voorbaat, wat jij troostend zeggen zou.
Twee zwanen op hetzelfde meer, trouw dob’rend zij aan zij,
naast jou was ik geborgen, want jij was voorgoed bij mij.

Refrein:
Het wordt nooit meer hoe het was
het zal nooit hetzelfde wezen
toch ben ik vandaag herrezen
herrezen uit de as.
Ik word nooit meer wie ik was.
ben mezelf voorgoed verloren
toch ben ik opnieuw geboren
herboren uit de as.

En als de tijd het wilde, werden wij tezamen oud.
We hadden onze liefde op de overmoed gebouwd.
Hoe konden we ooit denken dat dit altijd door kon gaan,
dat ons geluk onkwetsbaar was en eeuwig bleef bestaan.
Je bent voorgoed verdwenen en ik sta hier zielsalleen,
omdat met jouw vertrek ook onze toekomstdroom verdween.
Een zwaan drijft eenzaam op een meer, zijn trieste hals hangt neer,
want heel zijn zwanenleven heeft de zwaan geen liefste meer.

Refrein:
Het wordt nooit meer hoe het was
(Enz.)

Maar in het zwartste donker is een lampje aangegaan
toen is er in het diepst van mij een vechter opgestaan.
Ik voelde me verlaten , maar er brak iets los in mij:
een taaie overlever en die worstelde zich vrij.
Nooit zal ik meer geloven in een leven met z’n twee,
maar ik weet: heel mijn leven loopt mijn kracht trouw naast me mee.
Een zwaan schudt druppels van zich af en slaat zijn vleugels uit
en vliegt een paar slagen omhoog, boven zijn schaduw uit.

Refrein:
Het wordt nooit meer hoe het was
(Enz.)

—————————————————————————-

Mummiedans (Kinderen voor Kinderen).
(Kleinloog / Rosetty)

In een land hier ver vandaan, daar woont een mummie,
en een mummie is – zoals je weet – wat stijf,
heeft geen been van elastiek, geen rug van gummie.
Nee, een mummie heeft een ingewikkeld lijf.

In datzelfde land, daar leven kleine mummies
Nefertiti en haar beste vriendje Toet.
snoepen reuze graag veel drop en veel tumtummies
Mamma mummie zegt: houd op met al dat zoet.

Neem een sprinkhaan of een kip met vitaminen,
van dat snoepen, niet bewegen, word je dik
al die slomigheid in onze piramide
hup, het zand in en ga dansen, net als ik.

Drie stappen naar rechts
je hoofd draait opzij
je armen omhoog en
je handen erbij.
De mummies en sfinxen
staan keurig rechtop
gaan nu weer naar links en
ze zeggen nooit stop.

Ben je moe, zeg, Nefertiti, ga je pitten?
Neem een voorbeeld aan Ram-zes of aan Ram-acht
Die twee broertjes dansen door en gaan niet zitten,
slapen kun je zestien eeuwen en een nacht.

Minimummies dansen vrolijk in extase.
doen de breakdance en belanden in een twist,
deinend dansend gaan ze naar de disc-oase.
Sfinxen swingen, haken in rond obalisk.

Drie stappen naar rechts
je hoofd draait opzij
je armen omhoog en
je handen erbij.
De mummies en sfinxen
staan keurig rechtop
gaan nu weer naar links en
ze zeggen nooit stop.

(Kinderen voor Kinderen. Vara. 2010)

————————————————————————————

Maak er wat van.
(Kleinloog / Rosetty)

Toen ik nog een klein meisje was
een jaar of vier, niet ouder,
de wereld leek een speelpaleis
mijn ouders zo vertrouwd, er
was slechts narigheid
om enge krokodillen
die sliepen s’ nachts onder mijn bed
en beten in mijn billen.
Als ik een keer gevallen was,
mijn knie geschaafd en bloedend,
of als mijn vriendje lelijk deed,
ik stampte, jankte woedend.
Die kleine machteloosheid om dat grote leed van toen
heeft mij al jong geleerd om er vooral iets mee te doen.

Met dikke tranen op mijn wang
met kleurpotlood, papier,
ik schetste bonte monsters
en een enkele vampier.
En zo kon waar ik bang voor was, mij innerlijk niet raken
omdat ik van gevaren, op papier iets wist te maken.

Refrein:
Maak er wat van
maak er wat van
blijf niet zitten kniezen
zak niet in, vooruit pak an.
Krijg grip op al je zorgen,
geef vorm, kom, doe het dan:
Maak er, oh, maak er,
maak er wat van!

Toen ik een jongedame werd,
de liefde ging ontdekken,
toen merkte ik dat liefde komt,
maar ook weer kan vertrekken.
Die bliksemblik van: ik wil jou,
de eerste broze kussen.
Het meisje bloeide op tot vrouw
en toen… kwam er wat tussen.
Gesteggel aan de telefoon,
de slapeloze nachten,
gepieker om een koele toon
en wachten, wachten, wachten…
Gekneusde en gebroken hart en ook gelikte wonden,
zij kregen mij dan wel van slag, maar never nooit eronder.

Met dikke tranen op mijn wang
met schrijfpapier en pen,
zocht ik de taal, gedichten,
en zo vond ik wie ik ben.
De liefde doet soms pijn en laat me uit balans geraken,
maar ook van hartenleed weet ik uiteindelijk iets te maken.

Refrein:
Maak er wat van
maak er wat van
blijf niet zitten kniezen
zak niet in, vooruit pak an.
Krijg grip op al je zorgen,
geef vorm, kom, doe het dan:
Maak er, oh, maak er,
maak er wat van!

Nu ik een rijpe dame ben
niet grijs, maar zeg… oudblond,
wat rimpeltjes zo hier en daar
maar verder nog gezond.
Ik loop wellicht iets uit het lood,
wat stijver en wat strammer
misschien iets dichter bij de dood
maar niettemin niets tammer.
Ik eet mijn bord bij de teevee,
heb kat, een vriend, wat neven,
die nemen soms een wijntje mee;
we proosten op het leven.
Al moet ik constateren: ‘k heb wat minder tijd dan toen
ik heb met alles op mijn pad, iets tastbaars kunnen doen.

Al rollen tranen op mijn wang
van humor en verdriet
hoe jong of oud ik me ook voel
ik zing nog steeds mijn lied.
Het leven doet soms pijn, maar weet me godzijdank te raken.
Met ritme en met rimpels valt er toch iets van te maken.

Refrein:
Maak er wat van
maak er wat van
blijf niet zitten kniezen
zak niet in, vooruit pak an.
Krijg grip op al je zorgen,
geef vorm, kom, doe het dan:
Maak er, oh, maak er,
maak er wat van!

——————————————————————————

Havenloos.
(Kleinloog / Rosetty)

Koers huiswaarts, mijn liefste
na woelige baren
stormachtige jaren
het schuim van de zee.
Koers huiswaarts, mijn liefste
mijn bed is je baken
jouw zeil is mijn laken
kom, vaar met me mee.

Een havenloos schip is een stuurloze zwerver,
een werkloze werf en een toren die dooft.
Een havenloos mens is een bodemloos anker,
een zandloze bank, die in niets meer gelooft.

Een dolende ziel is een schip zonder haven,
schrikbarende baren, een nacht zonder ster.
Een dolende man is een koers zonder knopen,
doodlopende hoop en hij vaart nimmer ver.

Koers huiswaarts, mijn liefste
na woelige baren
stormachtige jaren
het schuim van de zee.
Koers huiswaarts, mijn liefste
mijn bed is je baken
jouw zeil is mijn laken
kom, vaar met me mee.

Een laveloos lot voor de fles met een boodschap
adresloze woorden, verwaterde brief.
Een laveloos graf voor de zuipende zeeman,
aan lagere wal hoopte hij op zijn lief.

Koers huiswaarts, mijn liefste
na woelige baren
stormachtige jaren
het schuim van de zee.
Koers huiswaarts, mijn liefste
mijn bed is je baken
jouw zeil is mijn laken
kom, vaar met me mee.

————————————————————-

Lachend Amsterdam.
(Kleinloog / Rosetty)

Refrein:
Lachend Amsterdam, lachend Amsterdam,
de Amsterdamse humor, van Jordaan tot aan de Dam,
een Mokummer moet feesten
al vat de stad soms vlam
er is nog altijd gein in Amsterdam.

Bij elk nieuw idee zegt een Mokummer: “Nee!
Amsterdam moet oud Amsterdam blijven.
Kom niet aan terras
en behoud hoe het was
laat in grachten de drijf-sijsies drijven.”

Refrein:
Lachend Amsterdam, lachend Amsterdam,
de Amsterdamse humor, van Jordaan tot aan de Dam,
een Mokummer moet feesten
al vat de stad soms vlam
er is nog altijd gein in Amsterdam.

Bij regels of wet worden vragen gezet.
Amsterdammers zijn lastig geboren.
Ze weten heel goed
hoe het hoort, hoe het moet
en vertellen dat wie het wil horen.

Refrein:
Lachend Amsterdam, lachend Amsterdam,
de Amsterdamse humor, van Jordaan tot aan de Dam,
een Mokummer moet feesten
al vat de stad soms vlam
er is nog altijd gein in Amsterdam.

Bij rellen of brand staat buuf voor aan de kant
want sensatie daar kan niemand zonder.
En menig gevecht
wordt met humor beslecht:
“Gooi je pet in de gracht, kruip eronder!”

Refrein:
Lachend Amsterdam, lachend Amsterdam,
de Amsterdamse humor, van Jordaan tot aan de Dam,
een Mokummer moet feesten
al vat de stad soms vlam
er is nog altijd gein in Amsterdam.

—————————————————————————

Pestkind.

(Refrein): Pestkind, pestkind,
we weten het allang.
Pestkind, pestkind,
van binnen ben je bang.
Voel jij je echt een held
als je op een ander scheldt?
Vertel, wie is er uit
als je iemand buitensluit?
Pestkind, pestkind,
we zien het toch meteen
Pestkind, pestkind,
je bent piepklein, alleen.

(Pestkind): Het is gewoon vet lachen, man,
als ik er eentje pakken kan,
roodharig of met bril,
met beugel of iets anders mis,
maar ook als er geen reden is,
gewoon als ik dat wil.

(Refrein): Pestkind, pestkind,
we weten het allang.
Pestkind, pestkind,
van binnen ben je bang.
Voel jij je echt een held
als je op een ander scheldt?
Vertel, wie is er uit
als je iemand buitensluit?
Pestkind, pestkind,
we zien het toch meteen
Pestkind, pestkind,
je bent piepklein, alleen.

(Pestkind): Het is gewoon vet kicken, man,
als ik een ander pesten kan,
ik kies er meestal een,
die net iets van de rest afwijkt
zodat ik dan de sterkste lijk,
met groep en nooit alleen.

(Pestkind, scheldt): Pestkind, rotkind, niemand die je helpt.
(Koor): Pestkind, pestkind, het pestkind ben je zelf.

(Eventueel nog een keer het refrein).

(Pestkind): Heel soms is het niet mooi meer, man,
dan ben ik in mijn eentje bang,
maar dat mag niemand zien.
Straks wordt het ‘ik tegen de rest’,
als ik niet pest, word ik gepest.
Ik houd mijn adem in.

(Refrein): Pestkind, pestkind,
we weten het allang.
Pestkind, pestkind,
van binnen ben je bang.
Voel jij je echt een held
als je op een ander scheldt?
Vertel, wie is er uit
als je iemand buitensluit?
Pestkind, pestkind,
word nu eens eindelijk wakker
Pestkind, pestkind,
want wie het pesten nodig heeft
is eigenlijk de stakker.

(Pestkind): Piepklein,
alleen…

————————————————————————————

Twee moeders.

Ik heb een moeder en een moeder al mijn hele lange leven
en mijn moeder en mijn moeder kunnen mij een knuffel geven,
maken brood en wassen kleren, doen mijn haar,
en ze houden veel van mij en van elkaar.
In de klas vragen mijn vrienden: “Hé, wie is nou echt je ma?”
En: “Dat kind is toch zo zielig, want ze woont niet met haar pa.”
Nou, het kan me niet veel schelen wat men zegt,
want mijn moeders zijn van mij en ze zijn echt.

En ben ik zielig of raar?
Dat kun je rustig denken, maar….

Drie oma’s, drie opa’s, een huiskamer vol,
ook nichten en nichten, het is om het even,
en vrolijke tantes, die klapzoenen geven,
drie ooms en acht buren, een twaalftal neven,
de hele familie wordt dol.
Twee moeders geeft dubbel veel lol.

Met mijn moeder en mijn moeder kan ik lachen, zingen, dansen,
heb ik met een mama ruzie, maak ik altijd nog een kans en
met de een ga ik naar voetbal of een show,
met de ander maak ik appeltaart ofzo.
Er zijn altijd jongensdingen, van die dingen voor een man,
maar die doe ik met een moeder, denk niet dat ze dat niet kan.
Heus, een leven zonder pa kan net zo goed,
als een moeder het met warme liefde doet.

En ben ik zielig of raar?
Dat kun je rustig denken, maar….

Drie oma’s, drie opa’s, een huiskamer vol,
ook nichten en nichten, het is om het even,
en vrolijke tantes, die klapzoenen geven,
drie ooms en acht buren, een twaalftal neven,
de hele familie wordt dol.
Twee moeders geeft dubbel veel lol.

——————————————————————–

Hullie Hunnen.
(Kleinloog / Rosetty)

Hannibal, de kleine Hun, die houdt van chillen
met zijn vriendjes lekker hangen op het plein.
Zonder ouders, die van alles van je willen
kan het leven heel relaxed en vrolijk zijn.

En hun kletsen
En hun praten
En hun zwetsen
En hun laten
Hun vertellen veel verhalen aan elkaar
Maar….
O nee…
daar zijn de moeders…
en die zeuren voor de zeventigste maal:
“Het is zij zij zij, denk aan je taal!”

Hannibal, die toffe gast, die houdt van fluiten
met Attila naar de meiden in de straat
die twee vrienden zijn het liefste samen buiten
en er wordt daar heel wat straattaal afgepraat.

En hun roepen
En hun lallen
En hun fluiten
met z’n allen.
Hun versieren heel wat meiden met elkaar
Maar..
O nee…
daar zijn de vaders…
en die zeuren voor de honderd-achtste maal:
“Het is zij zij zij, denk aan je taal!”

Hannibal gaat met zijn vrienden overleggen,
hun gezichten staan zo somber en niet blij
“Als wij Hunnen nu geen hun meer mogen zeggen
Dan zijn jij en ik geen Hun meer, maar een… Aaah!”

Dan zijn jij en ik geen Hun meer, maar een zij.
Dan zijn jij en ik geen Hun meer, maar een zij!
Nou, dat gooien wij terzijde.
Stoere jongens zijn geen meiden!
Stoere jongens zijn geen meiden!

Hun gaan kletsen
Hun gaan praten
Hun gaan zwetsen
Hun gaan laten
Hun vertellen veel verhalen aan elkaar.
Hun gaan roepen
Hun gaan lallen
Hun gaan fluiten
Met z’n allen
En al zeggen hun: ”Dat doen jullie verkeerd.”
Hullie Hunnen hebben ‘hun’ zo aangeleerd.

Dan zijn jij en ik geen Hun meer, maar een zij.
Dan zijn jij en ik geen Hun meer, maar een zij!
Nou, dat gooien wij terzijde.
Stoere jongens zijn geen meiden!
Stoere jongens zijn geen meiden!

Hun gaan kletsen
Hun gaan praten
Hun gaan zwetsen
Hun gaan laten
Hun vertellen veel verhalen aan elkaar.
Hun gaan roepen
Hun gaan lallen
Hun gaan fluiten
Met z’n allen
En al zeggen hun: ”Dat doen jullie verkeerd.”
Hullie Hunnen hebben ‘hun’ zo aangeleerd.

—————————————————————–

The bed at the Hilton Hotel.
(Kleinloog / Rosetty)

The bed at the Hilton Hotel
has a tale of a fairy to tell.
Seven days of hairy peace
and love in snowwhite cotton fleece.
Bread has jumped and crashed from heaven
wine like blood has splashed on earth (and)
times went by of hate and hell.
But the bed at the Hilton Hotel
keeps its story of love and peace
to tell.

A just married couple
carry each other
into this hotel chapel
for making love and plans.
Let’s pray they will never
ever
forget
to remain friends.

The bed at the Hilton Hotel
has a tale of a fairy to tell.
Seven days of hairy peace
and love in snowwhite cotton fleece.
Bread has jumped and crashed from heaven
wine like blood has splashed on earth (and)
times went by of hate and hell.
But the bed at the Hilton Hotel
keeps its story of love and peace
to tell.

A husband and wife
together for ages
this room is arranged
on their 10th weddingday.
Let’s pray they will never
forget
to be
lovers to stay.

The sound of a walrus
and his Azian lady
in silence you maybe
can hear what they’ve told.
Let’s love lasts forever
remember
the Hilton.
Remember your dreams
like him…
you’ll never be old.

John and Yoko, John and Yoko, John and Yoko
peace at the Hilton hotel
remember it well.

The bed at the Hilton Hotel
has a tale of a fairy to tell.
Seven days of hairy peace
and love in snowwhite cotton fleece.
Bread has jumped and crashed from heaven
wine like blood has splashed on earth (and)
times went by of hate and hell.
But the bed at the Hilton Hotel
keeps its story of love and peace
to tell.

——————————————————

Canonkanon.
(Kleinloog / Rosetty)

Refrein (Canon):

Kom laten we zingen
want zingen brengt vrede
vrede voor mensen
voor jou en voor mij.
We maken veel leven
want leven brengt leven
hoe meer en hoe liever,
ook jij mag erbij!

Coupletten:

Want wie er het zwijgen toe doet heeft verloren
en wie alleen toekijkt die voelt zich laf,
maar wie bij geweld of gepest zich laat horen
schiet zonder een wapen het kinderleed af.

Kanonnen met klanken, en één ding is zeker:
geloven en kleuren, culturen en geld,
als iedereen zingt wordt de wereld steeds beter
en wordt elk verschil, maar geen oordeel geveld.

Refrein (Canon):

Kom laten we zingen
want zingen brengt vrede
vrede voor mensen
voor jou en voor mij.
We maken veel leven
want leven brengt leven
hoe meer en hoe liever,
ook jij mag erbij!

Bridge:

Stil…
van onmacht nu en dan
Stil…
omdat het beter kan.

Refrein (Canon):

Kom laten we zingen
want zingen brengt vrede
vrede voor mensen
voor jou en voor mij.
We maken veel leven
want leven brengt leven
hoe meer en hoe liever,
ook jij mag erbij!

——————————————————–

Niets is gewoon.
(Hetty/Rosetty)

Dromend op betoverde grond
hoor ik de dreun van de pols van de aarde
krab de korst van verdriet
jaag op stralen
bijt het zout van de zee
raap verhalen.
Niets is gewoon.

Mijn bed
Mijn kast
Mijn stoel
Mijn douche
Mijn haard
Mijn huis
Mijn deur
Mijn slot
Mijn trap
Mijn straat
Mijn buurt
Dag buurman. Dag buurvrouw.
En als ik ’s avonds thuiskom steek ik de sleutel in het slot,
maar de deur wordt al open gedaan.
Door mij.
“Wat doet u hier?”, vraag ik.
“Ik woon hier.”
“Nee, hier woon ik”, zeg ik.
Dit is mijn bed
Mijn bed
Mijn kast
Mijn kast
Mijn stoel
Mijn stoel
Mijn douche, mijn haard, mijn huis
Mijn deur mijn slot mijn trap mijn straat mijn buurt.
Mijn ik.
Aan de deur wordt niets gekocht niets gekocht aan de deur.

Dromend op betoverde grond
hoor ik de dreun van de pols van de aarde
krab de korst van verdriet
jaag op stralen
bijt het zout van de zee
raap verhalen.
Niets is gewoon.

Jouw huid
Jouw haar
Jouw mond
Jouw neus
Jouw hand
Jouw buik
Jouw wens
Jouw lach
Jouw geur
Jouw stem
Dag vrouw. Dag man.
En als ik ’s ochtends naast je wakker word, sla ik een arm om je heen,
maar je gilt of verstijft.
Door mij.
“Wie bent u?”, vraag jij.
“Ik ben van jou.”
“Nee, u bent van jou.”
Dit is jouw huid en haar.
Uw huid, Uw haar.
Uw mond, neus, hand, buik.
Uw wens, lach, geur, stem
Uw ik.
U! U! U! U! U!
Je wint maar je hebt geen gelijk geen gelijk heb je.

Dit wordt een lente zonder knoppen
een zomer met ondergaande oosterzon
een herfst zonder zwaartekracht.
In een ontdooide winter kom je terug.

Dromend op betoverde grond
hoor ik de dreun van de pols van de aarde
krab de korst van verdriet
jaag op stralen
bijt het zout van de zee
raap verhalen.
Niets is gewoon.

(januari 2010).